Residence |
Note: R.A. Oirschot, inv. nr. 137 B, periode 1 Jan. 1553 t/m 31 december 1553.In de naam van God
Op de avond van Nieuwjaarsdag in het jaar 1553 zijn als
schepenen aangesteld :
1. Peter Willems van Bruegel
2. Michiel Dielis Lucas van den Schoet
3. Leenaert Jacops (Keijmps, JT)
4. Peter Jans Crommen
5. Rutgert die Lauwer
6. Jan Geerits ( is dit Verhaegen?, zie blz. 63-v, JT )
7. Michiel Henricks van den Schoet
1>Verrenbest, b.p.de erfgenamen van Henrick Aelbrechts, Rutger Rutgers zoon van der Hoeven, de gemeijnte, de erfgenamen van Henrick Corstens. Hieruit moet jaarlijks de grondchijns worden betaald. Verder verkoopt hij een beemd genoemd de Ouden Beemd, ter zelfder plaatse als hiervoor gelegen, b.p. Henrick Peters, Michiel Lucas van den Schoet. Hieruit moet jaarlijks anderhalf hoen als grondchijns worden betaald. Verder verkoopt hij een beemd genoemde de Heeren Bunder, gelegen in de gemeente Liempde, zijnde het voorste deel, b.p. de straat. Hieruit moet jaarlijks 9 stuivers als grondchijns worden betaald aan de hertog. Verder verkoopt hij een jaarlijkse pacht van 8 lopen rogge te ontvangen van Jenneken dochter van Gerits van Erp, weduwe van Leenaert Jan Hermans en haar kinderen. Hij verkoopt dit genoemde bezit nu aan Henrick Willem Andriessen en de verkoper belooft alle lasten van zijn kant af te handelen. Datum en getuigen als boven.
2>Er is een bepaalde kwestie ontstaan tussen de familie en kennissen van wijlen Aerden Pauwels Oppers als partij ter ener zijde en de familie en kennissen van Antonis Wijngaerts van Erp als misdadiger en partij ter andere zijde, vanweg de doodslag die Antonis Wijngaerts heeft gepleegd op de persoon van genoemde Aerden Pauwels Oppers. Omdat genoemde Antonis grote spijt heeft van zijn daad en om de vrede te bewaren, is men door bemiddeling van goede mannen zowel van geestelijke als wereldlijke zijde, tot een akkoord gekomen. Namens wijlen genoemde Aerden Pauwels Oppers is daarvoor gekozen heer Joost Beelaerts priester, verder Natael Vos als schout en Peter Willems van Bruegel, en vanwege Antonis Wijngaerts is benoemd heer Joost Corstiaens van den Velde, priester en Mathijs van de Santvoort. Deze arbiters moeten daarover een uitspraak doen die ze moeten onderhouden. Daarvoor verbinden zich ook Dirck en Goessen wettige zonen van wijlen genoemde Aert Pauwels Oppers ter ener zijde en verder Geerit Wijngaertszoon van Erp en nog Dirck Jan Willems van der Haege en nog Aelbrecht Jan Thijssen namens de misdadiger op straffe van de bepalingen bij zoenbreuk. Daarbij is bepaald dat als boetedoening Antonis Wijngaerts of iemand in zijn plaats aan de St. Peterskerk te Oirschot een wassen kaars moet geven van 3 pond gewicht, ook een zelfde kaars aan de kerk van St. Oedenrode. Verder mag Antonis niet meer in Oirschot wonen R.A. Oirschot, inv. nr. 137 B, periode 1 Jan. 1553 t/m 31 december 1553.
R.A. Oirschot, inv. nr. 148 D, periode 1 januari 1617 t/m 31 december 1617
Als bladzijdenummering is aangehouden de naderhand zelf aangebrachte potloodnummering, rechts bovenaan de bladzijde, in het origineel van het protocol.
De regesten volgen verder exact het originele protocolboek.
anno 1617 ( schutblad )
------------------------------
Op Nieuwjaaravond 1617 zijn door meester Robbert van Voorn, licentiaat in beide rechten, schout van Oirschot, als schepenen aangesteld en beedigd:
1. Henrick Aelbrechts
2. Goijaert Peters Verhoeven
3. Jan Jan Aert Scheijntjens
4. Dielen Dielen Dircks
5. Wouter de Crom
6. Gijsbert Pauwels van Croonenburg ( overleden op 4 mei 1617, en in zijn plaats aangesteld Peter Goossens van Oudenhoven die op 24 mei van dat jaar is beedigd.)
7. Bartel Adriaens van der Achter
1>Henrick zoon wijlen Philips van Alphen die in Geldrop woont als man van Mariken, dochter van wijlen Michiel Henricks van Erp geeft hierbij goedkeuring aan de huur van een periode van 10 jaar, welke door Aert Roelofs van Os als burger van de stad Den Bosch is aangegaan met Matheus Simons van Aelst voor schepenen alhier en voor poorters van Den Bosch gedaan op de 17e van deze maand inzake het vierde part waarop hij recht heeft in een beemd nog onverdeeld zijnde gelegen in Oirschot herdgang Straten, b.p. Matheus Michiels, ( blanko niet ingevuld ), Jan Diercks, Jan Janssen van Berendonck. Hij heeft dat bezit zelf danwel zijn vrouw geerfd bij de dood van genoemde Michiel Henricks en ook van zijn zuster Maijken ( schoonzuster is bedoeld, JT ) ook dochter van genoemde Michiel. Datum 21 oktober 1617, getuigen Verhoeven en Verachter.
2>Aert zoon wijlen Roelofs van Osch op grond van een machtiging die aan hem is verleend door zijn broer Jan Roelofs van Osch, als man van Jenneken dochter van wijlen Michiel Henricks van Erp, opgemaakt voor schepenen van Nederloon d.d. 10 januari 1617 zoals ons dat is gebleken, verkoopt hierbij het vierde deel van de beemd zoals is vermeld in de vorige akte, met recht van overpad door een pad aldaar zoals van oudsher gebruikelijk is over het erf van Jan Dircks. Het perceelsgedeelte wordt nu verkocht aan Jan Aert Sijckens en de verkoper belooft alle lasten van zijn kant af te handelen, behalve het vierde part van de grondchijns en de dorpslasten en er moet overpad worden verleend aan diegenen die daar recht op hebben. Verder wegen en waterlopen te moeten onderhouden. De lasten te aanvaarden per eerstkomende vervaldag. Verder is afspraak dat het huurkontrakt van 10 jaar dat door genoemde Aert Roelofs ( van Osch ) was gemaakt met Matheeus Simons van Aelst, d.d. de 17e van deze maand, zoals ons is gebleken, gewoon door zal gaan, maar genoemde Jan Aerts als koper krijgt wel de huuropbrengst zonder die terug te hoeven betalen. Datum en getuigen als boven.
3>De koopsom van deze twee vierde delen bedraagt samen 66 gulden die Jan Roelofs van Osch en Henrick Philips van Erp verklaren van Jan Aert Sijckens te hebben ontvangen. Datum en getuigen als boven. R.A. Oirschot, inv. nr. 148 D, periode 1 januari 1617 t/m 31 december 1617
R.A. Oirschot, inv. nr. 129B, periode 1 Jan. 1522 t/m 31 december 1522. (Vanwege Kerststijl 26 december 1521 t/m 25 december 1522)
Er zijn verder in het gedeelte van het jaar 1522 een aantal aktes van het jaar 1524 en 1525 ingebonden en voorin is zelfs een kopie-akte opgenomen van het jaar 1492.
Schepenen:
1. Lodewijck van Herzel.
2. Caerl Cleijnael
3. Goijaert Willem Aelbrechts
4. Jan Colen
5. Henrick Goijaerts (Eeckerschot)
6. Andries van de Laeck
7. Meester Aelbrecht van Vlierden
Jan, Willem en Dirck, broers, verder Beatricks en Lisbeth zijnde hun zusters met Willem Stadakker als hun voogd hierin, zijnde allen wettige kinderen van Jan Houbraken die deze had verwekt bij Lisbeth dochter van Willem Stadakkers, hebben een deling gemaakt van het bezit dat ze na de dood van hun vader Jan en hun moeder Lisbeth hebben geerfd en zulks na advies hierover van hun familie en vrienden.
Genoemde Jan en Dirck als broers krijgen samen een huis, tuin etc., met schuur, welk bezit eerder eigendom was van Wouter Metten Stelten samen met de bocht land gelegen in herdgang Aerle, b.p. de gemeenschappelijke straat, Philips Henricks van de Schoot, Aelbrecht van de Maerselaer, Henrick van Best en meer anderen, een weg daar meestal de Geelenrijtse straat genoemd, Henrick Henrick van de Maerselaer. Nog krijgen ze een stuk land genoemd de Audenakker, gelegen in de zelfde herdgang, b.p. de Geelenrijt, Aelbrecht van de Maerselaer, Gerit Willems. Lasten uit het bezit zijn 3 Bossche muddes rogge en daar ook te leveren aan de erfgenamen van joffrouw van Erp, nog een half mud rogge, Bossche maat en in Den Bosch ook te leveren aan Joseph in Spaengien, nog 3 Bossche zesters rogge aan de H. Geest van Den Bosch, nog een half mud rogge maat van Oirschot aan de kapel van St. Odulphus, nog een half mud rogge aan de H. Geest van Oirschot, nog een half mud rogge aan het altaar van St. Antonius in de kerk van Oirschot, nog 10 stuivers per jaar aan de heer van Houfalise. Verder krijgen ze samen nog een stuk beemd genoemd de Broekbeemd gelegen aan de Roijrijt, b.p. de erfgenamen van Jan zoon heer Jacop Brouwers, Adriaen Harnismaker, de gemeenschappelijke straat, Beertram van den Spijker. Lasten hieruit zijn anderhalve oude grote als grondchijns. Nog krijgen ze een pacht van een half mud rogge uit een aflosbare pacht van een mud, dat wordt betaald oor Willem Steijnen. R.A. Oirschot, inv. nr. 129B, periode 1 Jan. 1522 t/m 31 december 1522. (Vanwege Kerststijl 26 december 1521 t/m 25 december 1522)
R.A. Oirschot, inv. nr. 141 A, periode 1 jan. 1571 t/m 31 december 1571.
Als bladzijdenummering is aangehouden de potloodnummering rechts onderaan de bladen, later in het protocol aangebracht.
De regesten volgen exact de volgorde zoals die in het originele protocolboek.
Indien iemand deze bewerkingen anders dan voor eigen onderzoek gebruikt, gaarne vermelding van mijn naam.
J. Toirkens
Canada, januari 2006
90)
In de naam van God.
--------------------------
Op Nieuwjaarsavond als het jaar 1571 is begonnen (waarschijnlijk bedoelde men Oudjaarsavond, 31 december 1570, JT) zijn de navolgende personen opgeroepen vanwege de Heer van Oirschot om als schepenen te gaan fungeren en dezen hebben op 13 januari daarna de eed afgelegd.
1. Jan van Esch
2. Peter Henricks van den Schoet
3. Adriaen Martenssoen van der Heijden
4. Peter Jan Goessens
5. Joost Aertsoen die Leeu, overleden ......
6. Jan die Crom die Jonge
7. Wouter Dirckszoon van Hout, overleed 1579
Peter zoon wijlen Pauwels Janssn. van der Hort ( ?, JT ) als man van Ijda dochter van Henrick van Erp, heeft beloofd on aan Dirck Dielis Hoppenbrouwers ten behoeve van Willem zoon wijlen Willem Goessen Scepens voortaan een jaarlijkse rente te gaan betalen van twee gulden steeds vervallend met Pinksteren en voor de eerste keer per a.s. Pinksteren, op onderpand van een beemd genoemd den Houtman, gelegen in Oirschot herdgang Straten ter Ameijden, b.p. Jacop Verloijen, de erfgenamen van Lauwreijs van der Hoeven, Lijsken dochter van Henrick van Erp, de straat. Datum 14 mei 1571, getuigen Heijden en Peter Goessens.
Dirck zoon wijlen Dielis Hoppenbrouwers namens Willem zoon wijlen Willem Goessen Scepens staat aflossing van de rente toe op Pinksteren van elk jaar, mits er 3 maanden vooraf is opgezegd, tegen betaling van 29 gulden en de achterstallige termijnen. Datum en getuigen als boven. R.A. Oirschot, inv. nr. 141 A, periode 1 jan. 1571 t/m 31 december 1571.
|