Death of spouse | 5 June 1860 - 17:00 (Age 49) Made en Drimmelen
Spouse: Joannes Zijlmans (I36002) (Age 51)
_WITN: Martinus Johannes Schippers, 54 jaar, geneeskundige te Made & Pieter Rovers, 50 jaar, veldwachter te Made
Note: Jan is verdronken op het Hollandsch Diep, hij was conducteur op veerboot van Capelle, hieronder het verhaal:
De scheepsramp met de Capelse stoomboot de 'Langstraat'
door: Drs Ron J.W.M. BrandInleiding
Eind mei 1860 trok een aantal flinke stormen over ons land waardoor verschillende schepen in moeilijkheden kwamen of zelfs vergingen. Het jaarverslag van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij over 1860 stelt: 'De redding van een aanzienlijk aantal schipbreukelingen, gedurende de stormen, die den 27sten, 28sten en 29sten mei j.l. hebben geheerscht, leverde op nieuw het bewijs, hoe onder de Goddelijke besturing, deze instelling [de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij] nuttig werkzaam is.' Niet alleen op de Noordzee, maar ook op de binnenwateren zorgde de extreme weersomstandigheden dat schepen verloren gingen. Een van die schepen was de Capelse stoomveerboot de 'Langstraat'. Dit schip verging op het Hollands Diep op 28 mei van dat jaar. Onlangs kocht de bibliotheek van het Maritiem Museum Rotterdam twee bijzondere uitgaven over deze scheepsramp. Het eerste boekje is piepklein en getiteld 'Het vergaan der Capelsche stoomboot De Langstraat, op het Hollandsch Diep, op Pinkstermaandag den 28 Mei 1860 naar echte bescheiden medegedeeld door P. Los Gz'. De titel van het tweede uitgave is 'Een droevige Pinksteren : verhaal van het vergaan der Capelschen stoomboot "De Langstraat", op het Hollandsche Diep, op Pinksterdag 28 Mei 1860'. Dit betreft de tekst van een preek, die door dominee A.P.A. Du Cloux is uitgesproken kort na de ramp. Dominee Du Cloux (1808-1890) was in 1860 predikant in 's Grevelduin-Capelle, tegenwoordig onderdeel uitmakend van Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk. De tekst van beide uitgaven is identiek en aangenomen mag worden dat P. Los Gz. de tekst van dominee Du Cloux letterlijk heeft overgenomen. Het boekje van P. Los Gz. bevat achteraan nog een lijst met de namen van de verongelukte personen en degenen die gered werden. Deze lijst ontbreekt in de uitgave 'Een droevige Pinksteren'. Er bestaat van dit boekje echter ook een versie van 40 pagina's, waarin eveneens een lijst is opgenomen met de namen van de verongelukte personen en diegenen die gered zijn. Nader onderzoek wijst uit dat er meer uitgaven bestaan, die verschenen over of naar aanleiding van deze scheepsramp, die in Capelle en omgeving grote indruk gemaakt moet hebben. Deze uitgaven worden - voor zover momenteel bekend - opgesomd in bijlage 1. Hierbij is van alle uitgaven in ieder geval âeâen openbare bewaarplaats genoemd. Zo werden er verschillende pamfletten gepubliceerd en ook is een dichtbundel bekend, 'uitgegeven ten voordeele der nagelatene betrekkingen van de in den storm van 28 mei 1860 op de stoomboot, varende van Rotterdam op Capelle in de Langstraat verongelukte personen'. Wat was nu de aanleiding voor al deze uitgaven? Dat is de vraag, waarop getracht wordt in dit artikel een antwoord te vinden. Daarvoor kijken we eerst naar de scheepsramp zelf. Een plezierreisje eindigt in een tragedie.In de beide hierboven genoemde publicaties wordt de stoomveerboot de 'Langstraat' beschreven als een 'rank vaartuig, niet geschikt om althans bij stormweder een water te bevaren als het Hollandsch Diep'. Op de morgen van 28 mei 1860 lag het schip in Capelle gereed om passagiers in te nemen. Herhaaldelijk werd de bel geluid en de menigte vermeerde zich snel, zodat de voor- en achterkajuit te klein werden en de passagiers zich op het dek moesten begeven. Nadat de touwen waren losgemaakt, de loopplank ingehaald en het 'vooruit' van de kapitein had geklonken, werd de reis 'vrolijk en blijmoedig aangevangen, hoewel storm en regen veel van de vrolijkheid wegnam.' De conducteur ging rond om de kaartjes te verkopen en hij drong er bij de passagiers op aan om een retourkaart te nemen, want de concurrentie tussen de Capelse en Geertruidenbergse boten was groot. Na een stop gemaakt te hebben bij Lage Zwaluwe, waar wederom een menigte passagiers werd ingenomen, kwam men in Rotterdam aan. Ondertussen was de wind uit het zuidwesten heviger geworden en tot een storm aangegroeid, 'zoo dat de reis niet zonder gevaar kon worden aangevangen'. De 'Langstraat' reisde samen met de 'Geertruidenberg'. Dit laatste schip vervoerde ongeveer 250 personen, waaronder de harmoniekapel van Geertruidenberg. De 'Langstraat' vervoerde 'drie vierde gedeelte minder'. De boten vertrokken van Rotterdam waarbij vanaf de 'Geertruidenberg' enkele muziekstukken werden uitgevoerd. Dit scheen de naijver van de equipage van de 'Langstraat' op te wekken, want de zwakke machine spande alle mogelijke krachten in om op dezelfde hoogte met de 'Geertruidenberg' te blijven. Ondertussen nam de wind nog sterker toe en ging over in een storm waardoor met moeite in Dordrecht kon worden aangelegd. De kapitein van de Geertruidenbergse boot was voorzichtig genoeg om te blijven liggen, evenals die van de Belgische Spoorweg-Maatschappij. Vanwege het weer werd het vertrek diverse keren afgeraden, maar kapitein J. Verschure van de 'Langstraat' luisterde daar niet naar. Zelfs niet naar een schipper, die bekend was met het vaarwater dat gepasseerd moest worden, en die niet ophield de reis af te raden en zei 'geen kwartgulden te geven voor een menschenleven, dat de reis mede doen zoude', luisterde Verschure niet. Aldus werd de reis van Dordrecht ondernomen, waar nog enkele passagiers aan boord waren gegaan. Niet ver daar vandaan sloeg de boot bijna tegen de wal en nogmaals werd de kapitein gewaarschuwd, maar tevergeefs. Aan het einde van de kil stootte de boot zo dicht tegen de wal dat een der passagiers een sprong waagde en alzo behouden aan land geraakte. Een derde keer werd de kapitein de reis afgeraden, maar de 'Langstraat' stoomde voort, terwijl het de wind en golven trotseerde en weldra buiten de kil in het ruime sop kwam. Niet lang nadat de boot in het brede vaarwater gekomen was, brak ter hoogte van Lage Zwaluwe de stag, waardoor de stormfok overboord werd geslagen en men alle moeite had het vaartuig te besturen. Op de hoogte van de Koekoek, liep de boot door een hevige rukwind en moeilijk water uit zijn roer waardoor het direct hevig begon te slingeren. Hierdoor liep het schip langs de kajuitspoorten vol water en op 'drie vademen water zonk.' Alle passagiers en bemanningsleden vluchtten in allerijl het dek op en probeerden een veilig heenkomen te vinden in het want, op de raderkasten en op de schoorsteen. Maar vanwege de onvaste grond onder hun voeten en vanwege de vreselijke storm en de woedende golven duurde het dan ook niet lang of de een na de ander werd door de golven van het schip afgeslagen en verdronken in het water. Slechts tien personen, waaronder stuurman P. den Bree, konden gered worden, terwijl 42 personen verdronken. De roekeloze kapitein had zich nog geruime tijd aan een plank weten vast te houden, maar ook hij overleefde de ramp niet. Terwijl op relatief korte afstand van de walkant bij Lage Zwaluwe de scheepsramp zich voltrok, deed burgemeester De Jong nog verschillende pogingen om de wakkere schippers tegen een hoge beloning over te halen een reddingspoging aan te wenden, maar er was niemand daartoe te bewegen, want deze pogingen zouden niet alleen roekeloos, maar ook nutteloos zijn. Een van de geredde personen vertelde dat de oorzaak van de ramp het vollopen van de boot was, doordat een van de ruiten in de achterkajuit door de zware golfslag gebroken was. Onmiddellijk daarop liep het water naar binnen toe. Van de tien geredde personen hadden twee het bovenste gedeelte van de schoorsteenpijp gegrepen en bleven daar twaalf lange uren in doodsangst. De acht andere geredden klemden zich de hele nacht aan de mast vast. Ondertussen viel de avond en was van een redding nog lang geen sprake. De wind bleef fel en de golven woedend en dreigden ieder moment het zwakke bootje te doen splijten. In de stikdonkere nacht liet de maan zich niet liet zien. Bij het eerste schemerlicht zagen de overlevenden in de verte de Geertruidenbergse stoomboot naderen en was de redding eindelijk nabij. Matroos Cornelis Dijkmans stapte in een sloep en wist met veel krachtsinspanning de overgebleven ongelukkigen te redden en behouden aan boord te roeien.
De slachtoffers.Over de slachtoffers en hun namen is in de genoemde publicaties en ook in de kranten van die tijd redelijk veel bekend. De bronnen spreken zich echter ook regelmatig tegen, wat er op duidt dat de informatievoorziening zeer gebrekkig was. Zo worden in alle bronnen aan personen verschillende namen of omschrijvingen gegeven. Een voorbeeld is de melding in 'De Noordbrabander' van 2 juni 1860 dat tot de slachtoffers behoren de meid van Arie Vaartmans en de zus van de meid van Arie Vaartmans, beiden uit Capelle. In het pamflet 'Verschrikkelijke Gebeurtenis, die plaats gehad heeft op den tweeden Pinksterdag of 28 Mei 1860, met de Stoomboot: De Langstraat, varende van Rotterdam op Capelle' worden twee zusters uit Capelle genoemd: Johanna en Catharina Krorijns.In het pamflet wordt de naam van Adriaan de Rooij uit Zwaluwe genoemd. In 'De Noordbrabander' van 7 juni 1860 is dat Adriana den Rooijen.Ook het aantal slachtoffers, dat wordt opgegeven, verschilt nogal. 'De Noordbrabander' van 2 juni 1860 noemt als aantal verongelukten 42, misschien zelfs 50. Er volgt ook wel een lijst met namen, maar deze zijn nog niet allemaal bekend. In de editie van 7 juni 1860 worden alle namen gegeven. Nu zijn er in totaal 48 slachtoffers te betreuren.
Het boekje van P. Los Gz. maakt melding van 42 slachtoffers en 10 geredde personen. De namenlijst achterin noemt een aantal van 48 slachtoffers, maar aan namen of mschrijvingen telt men onder de slachtoffers 40 passagiers en 11 bemanningsleden. Ook worden de namen van 9 geredde personen genoemd. De bemanning van het schip bestond uit kapitein Jac. Verschure of Verschuren uit Waalwijk, stuurman Pieter den Bree, conducteur Jan Zijlmans uit Raamsdonk, hofmeester Hubert Verhoeven uit Heusden, machinist P. Domson uit Rotterdam, matroos Jan Vos uit Capelle, matroos Jan van Del, de stokers Franciscus en Pieter Woltherus van Balen uit Rotterdam, de knecht van de hofmeester uit Venlo en de beide dienstmeisjes Van Diemen uit Heusden. Van hen wisten alleen stuurman Den Bree en matroos Van Del de ramp te overleven.
Dominee Du Cloux en de ramp.Dominee A.P.A. Du Cloux (1808-1890) werd in 1857 beroepen voor de gemeente van 's-Grevelduin-Capelle, een gemeente met ongeveer 2000 zielen. 's-Grevelduin-Capelle was een geheel Protestantse gemeente, die van alle zijden omringd werd door 'Roomsche gemeenten'. Du Cloux trad in op 26 april 1857. Een paar weken na zijn intrede op 12 mei 1857 herdacht hij het feit dat hij vijfentwintig jaar eerder werd bevestigd in zijn eerste gemeente. En op 19 februari 1860 werd een ander jubileum herdacht toen werd stilgestaan bij het 250 jarig bestaan van de hervormde gemeente van 's-Grevelduin-CapelleMaar dominee Du Cloux beleefde ook de ernstige gebeurtenis van het vergaan van de 'Langstraat' mee. Van de slachtoffers waren er twaalf afkomstig uit Du Cloux' gemeente. De zondag na de ramp preekte hij over de vergankelijkheid van het leven en naar aanleiding van de scheepsramp schreef hij een brochure, getiteld 'Een droevige Pinksteren'. Hij schetste hierin allereerst de gang van zaken rond het vergaan van de stoomboot, maar het ging hem niet alleen om de feitelijke gegevens van de ramp. Du Cloux probeerde zijn lezers te wijzen op de geestelijke achtergronden van de landelijke storm in het algemeen en van de scheepsramp in het bijzonder. Hij zag in het verongelukken van de 'Langstraat' een straf van God: 'Geertruidenberg zoowel als Langstraat zetten strikken uit om de menschen er in te vangen' en 'op den dag des Pinksterfeestes in het jaar 1860 heeft de Heere God door een sterken stormwind Zijn heilig ongenoegen getoond over uwe handelingen, o volk van Nederland!' Du Cloux wees in zijn brochure op een aantal concrete zonden. Zo zag hij dat het Pinksterfeest voor veel mensen een feest van ontspanning geworden was en dat de geestelijke betekenis ervan door velen vergeten werd. Met zijn tekst had hij ook de ontering van de zondag op het oog. En als derde voorbeeld voerde hij de situatie op het kerkelijk erf aan. In zijn ogen werd de gereformeerde leer en de daarop gegronde belijdenis op veel plaatsen in ons land veracht. Dominee Du Cloux bleef tot 1865 verbonden aan de gemeente 's-Grevelduin-Capelle.
Geschiedenis van het schip.In de tweede helft van de negentiende eeuw geschiedde het personen- en goederenvervoer in de Langstraat hoofdzakelijk per diligence en met paard en wagen. Er waren ook enkele stoombootdiensten met het westen van Nederland vanuit de havens in de Langstraat, waaronder de Capelse haven. Deze waren vooral belangrijk voor de veehouders en veehandelaren, want zij moesten regelmatig met hun vee naar de veemarkt in Rotterdam. Vanuit de Capelse haven werd er ook veel hooi naar Rotterdam vervoerd. Jaarlijks gingen ongeveer 800 schepen de Capelse haven in en uit. Zij vervoerden in totaal 40.000 ton. Ongeveer 10 schepen van meer dan 10 ton hadden hun thuishaven in Capelle. De landbouw, handel en industrie in de Langstraat (vooral de schoenindustrie en lederindustrie) hadden problemen met het transport van hun goederen, maar een spoorlijn tussen Zwaluwe en 's-Hertogenbosch werd pas in de periode 1886-1890 aangelegd en kreeg Capelle een station.brugd2004 04In de verschillende uitgaven over de scheepsramp wordt de 'Langstraat' beschreven als een 'rank vaartuig, niet geschikt om bij stormweder een water te bevaren als het Hollandsch Diep'. Waarheidsgetrouwe afbeeldingen van het schip zijn helaas niet bekend. In 'De Noordbrabander' van 1860 komen advertenties van de verschillende scheepvaartmaatschappijen voor, die een lijndienst onderhielden, zo ook van de firma P.P. Kievits & Co. te Kaatsheuvel, die de directie voerde over de 'Langstraat'. Daarin is een stereotiepe afbeelding van een stoomschip te zien, maar deze afbeelding werd ook gebruikt om de dienstregeling van de Binnenlandsche Schroef-Stoomboot-Maatschappij voor de vaart tussen Amsterdam, Utrecht en 's-Hertogenbosch en verdere tussenliggende plaatsen te propageren. Het gebruik van eenzelfde afbeelding voor meerdere doeleinden kwam vaker voor.
Over het stoomschip de 'Langstraat' is weinig bekend. In het tweede deel van het boek 'Nederlandse stoomboten 1856-1925' van M.J. Bottema komt een schip met de naam 'Langstraat' voor. Dit schip werd gebouwd als 'Stad Amersfoort'. De ketel van dit schip zou bij P.P. Kievits en H. van Dortmond in Amsterdam zijn gebouwd.In 1860 was het in de vaart van Rotterdam op Capelle en werd toen 'Langstraat' genoemd. In december lag het in Rotterdam buiten dienst. In 1861 en 1862 lag het schip ook stil om tenslotte te worden verkocht naar Duitsland, waar het weer in de vaart werd gebracht. Het is aannemelijk dat met die schip onze 'Langstraat' wordt bedoeld. Weliswaar slingerde het schip volgens het verhaal zo hevig dat het in korte tijd langs de kajuitspoorten vol water liep en op drie vademen water zonk. Er wordt niet verhaald dat het schip later weer is vlotgetrokken, maar mogelijk is dat wel gebeurd. Bottema noemt geen schip met de naam 'Geertruidenberg', wel een 'Stad Geertruidenberg'.
Bron: Heemkunde Sprang Capelle
|