Residence |
Address:
Didam en 's Heerenberg
Note: Drie mannen stoffeerden Bèahrne Louise von Bruns leven. Op het moment dat zij 20 jaar was en nog Bèahrne werd genoemd, was het haar eerste echtgenoot de 53 jaar oudere Hieronymus baron von Mèunchhausen, de beroemde sprookjesverteller uit het Duitse Bodenwerder aan de Weser. Twee jaar later haar minnaar Hendrik van Elsenbroek waarmee zij Duitsland ontvluchtte -een charmante oplichter met losse handjes- en in 1799 haar tweede man, de eerlijke Gelderse drost en rigter mr. Abraham de Both wiens carriáere in rook opging na plaatselijke schermutselingen en vechtpartijen maar ook tengevolge van zijn huwelijk met de zich inmiddels Louise noemende vrouw met haar omstreden reputatie. Hun zoon Frans Xaveer de Both joeg ten gevolge van een veel te groot uitgavenpatroon de erfenis van zijn kinderen erdoor en diens zoon Zeno Vonk de Both -een intelligente maar uiterst ongeduldige liberaal- wond zich daar zo over op dat hij nog dwarser werd dan hij van nature al was. Deel 1 speelt zich af in het Weserbergland en bestrijkt de periode december 1794 tot december 1795.
Terwijl in Frankrijk Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap hun recht opeisten, was daar in 1794 in het Weserbergland nog weinig sprake van. Lage en hoge adel voelden zich nog ver verheven boven het gewone volk maar gesmuld werd er door iedereen van de strubbelingen in het tweede huwelijk van Hieronymus von Mèunchhausen uit Bodenwerder. Hij ontkende de vader te zijn van het kind dat Bèahrne verwachtte. Er war ja nicht zum Zweck gekommen, liet hij officieel vastleggen op verzoek van zijn neef en enige erfgenaam Wilhelm von Mèunchhausen, de man die zijn erfenis met de komst van dit kind aan zijn neus voorbij zag gaan. Bèahrne werd een half jaar na de huwelijkssluiting vanuit Pyrmont waar zij aan het kuren was naar haar ouderlijk huis in Polle teruggebracht. De scheidingsprocedure werd ingezet.
Gerechtelijk afgedwongen getuigenverklaringen en originele brieven maken duidelijk hoe het dagelijks leven van de jonge barones eruit had gezien maar eveneens dat alle huisgenoten en vrienden intens met haar meeleefden. Potentièele vaderkandidaten, waaronder speciaal de Amtschreiber Chèuder, Bèahrnes grote liefde, werden onder de loep genomen maar tot een echtscheiding kwam het niet. Hieronymus had tengevolge van het vertellen van hoogst wonderbaarlijke avonturen die hij zei echt beleefd te hebben tijdens de rechtsgang een nieuwe bijnaam gekregen: der Lèugenbaron. Zijn impotentieverklaring werd voor het Consistorie daarmede volledig ontkracht. Het kind dat in februari 1795 werd geboren was door deze beslissing een echte von Mèunchhausen. Het kindje leefde maar tien maanden. Bèahrne, totaal ontredderd, ontvluchtte Duitsland en het Weserbergland met een nieuwe vriend, Hendrik van Elsenbroek. Hij startte een lakenfabriekje in het Gelderse Didam.
Deel 2 verhaalt over de gebeurtenissen in Didam tussen januari 1797 en december 1799.
In het eveneens Gelderse `s-Heerenberg waren Abrahams voorvaderen generaties lang in dienst van de graven van Bergh geweest. Met de komst van de Bataafsche Republiek (1795 - 1806) kwam daar verandering in. Ook de gegoede familie de Both moest het nieuwe democratische systeem volgen. Deze omschakeling had grote consequenties voor het dagelijks bestaan. Nadat de jurist Abraham korte tijd als landschrijver en rigter in Didam werkzaam was geweest werd hij daar op 18 januari 1797 na een `democratische' verkiezing eveneens tot drost benoemd. Daar maakte hij al snel kennis met Hendrik van Elsenbroek, eigenaar van een lakenfabriekje, en zijn vriendin Louise, weduwe von Mèunchhausen, die in Huis den Dijk woonden.
Op 29 mei 1799 overleed de R. K. pastoor Scheers van Didam. De ideeèen van de Bataafsche Republiek werkten door in de benoeming van een nieuw plaatselijk kerkhoofd, dachten de nieuwe "burghers". Zij stelden kapelaan Hendriksen voor. De oude aristocratie onder leiding van Gerrit Roemaat en Carel Herman van Nispen accepteerde dit niet. Zij kwamen met de behouden pastoor Jan Stam. Er ontbrandde een vinnige strijd tussen de Stammianen en de Hendriksianen, waarbij Abraham de zijde van de "burghers" koos en zijn functie benutte om deze strijd te kunnen winnen. Daar kwam zijn wens om benoemd te worden tot bestuurslid van het Departement van de Rhijn nog bij. Het waren roerige tijden in Didam. Zelfs in het kerkgebouw ging men met elkaar op de vuist. Daarbuiten gooiden onbekende vandalen de ruiten in van de huizen van de Hendriksianen.
Deel 3 begint met -zoals Abraham dat in zijn aanklacht stelde- "een ongeoorloofde aanrandinge van een publiek ambtenaar, hemzelf dus, door Hendrik van Elsenbroek op 10 december 1799 en eindigt met Abrahams ontslag uit al zijn functies op 9 december 1801.
Bèahrne -zich inmiddels Louise noemend- en sinds 1797 weduwe von Mèunchhausen, ontvluchtte het huis van haar minnaar Hendrik van Elsenbroek. Hij had al een aantal malen gedreigd haar "in de gracht te zullen verzuipen". Abraham ontfermde zich graag over haar; er broeide iets tussen hen. Toen hij haar in Nijmegen in veiligheid wilde brengen, overviel Elsenbroek hen in het holst van de nacht in een hotel in Lent. Het officièele rapport dat Elsenbroek over hun nog ongeoorloofde nachtelijke samenzijn liet opstellen werd het begin van een lastercampagne die Abrahams carriáere op losse schroeven zette.
Abraham de Both en Louise von Brun trouwden mei 1800.
In Didam bleef het ten gevolge van het geschil over de pastoorsopvolging gisten. Het Hof van Justitie uit Arnhem gaf de momboir, Dr. A.A. Roukens, opdracht een diepgaand onderzoek naar de schuldigen in te stellen. Niemand kon worden gepakt omdat ieder verhoor eindigde met de zin "en voor het overige zeggen zij van niets te weten".
Abraham zag in dat zijn tijden bij het bestuurlijk apparaat geteld waren. Hij verzette zijn bakens en ging de advocatuur in.
Deel 4 loopt van 1801 tot Abrahams dood in 1836 ver weg in het Overijsselse Vilsteren.
Na een paar jaren nog vanuit Didam als advocaat werkzaam te zijn geweest verhuisden Abraham en Louise met hun zoontje Frans Xaveer naar `s-Heerenberg. Daar was Abrahams neef Jan de Both de centrale figuur, een `kribbelig persoon', een schier onaantastbaar bestuurder die het in het Departement van de Rijn ver had gebracht. Abraham sleepte hem keer op keer voor de rechter. De processen die hij voerde en altijd won geven inzicht in de toen heersende moraal, het langzame verval van de ideeèen van de Bataafsche Republiek en het leven in dit kleine stadje.
In de geschriften die Abrahams zoon Frans Xaveer naliet wordt aangegeven dat Abraham het Verbeterhuis, een particulier huis waarin men gefortuneerde mensen tegen hun wil en op eigen kosten opsloot, maar net ontkomen was. Heeft Abraham in een Beterhuis gezeten? Het lijkt onwaarschijnlijk. Louise en hij leefden de laatste jaren van hun leven in Elten. Waarom hij uiteindelijk in het verre Vilsteren stierf kon jaren lang niet worden opgelost. Dit bleek toch een verklaarbare oorzaak te hebben.
Deel 5 bestrijkt de periode van het huwelijk van Frans Xaveer de Both -Papa de Both genaamd- in 1826 tot de dood van zijn zoon Zeno Vonk de Both in 1914.
De zoon van Abraham en Louise, Frans Xaveer, was een gerespecteerd notaris in het kleine Gelderse stadje Terborg. Hij was het centrale aanspreekpunt toen de pastoor zich naar aanleiding van zijn 25-jarige priesterjubileum in 1877 een toren voor zijn kerk cadeau liet doen. Als voorzitter gaf Papa de Both leiding aan het grote bedelen voor dit goede doel. Toen zijn ogen slechter werden vroeg hij zijn zoon Zeno, destijds notaris in Zevenaar, om zijn Terborgse notariaat van hem over te nemen.
Zeno had van zijn grootvader Abraham een karaktertrek meegekregen die zijn leven er niet gemakkelijk op maakte. Hij verdroeg geen oneerlijkheid, niet van vreemden en zeker niet van familieleden. Toen hij ontdekte dat zijn vader de erfenis van zijn kinderen beetje bij beetje had opgemaakt ontpopte hij zich als een diep teleurgestelde onbuigzame "tieras", een mopperaar, een moeilijk mens die alles wat in zijn ogen onwaarachtig was, tot zijn dierbare familie aan toe, in de ban deed. Deze zeer intelligente liberaal, die bij gebrek aan een tegenspeler zijn schaakpartijen maar tegen zichzelf speelde, vervreemdde zich aan het einde van zijn leven van het Rooms Katholieke geloof, het cement van de familierelaties waarin hij was grootgebracht. Zijn vrouw en dochters deden er alles aan hem tijdig in de schoot van de moederkerk te laten terugkeren.
(Bron: het uur van de waarheid)
|